zondag 17 februari 2008

De heks

De heks behoord tot de duivelse wezens die we als sinds mensen heugenis kennen. Ze duiken al op ver voor Christus en ze komen onder andere voor in de bijbel en de Griekse mythologie. Het gaat hier over de beoordeling van zowel de uiterlijke als de innerlijke lelijkheid van de vrouw. De angst en het niet wetende van de medemens zorgde ervoor dat willekeurige vrouwen zo werden bestempeld. Er heerste een diepgewortelde angst in de mens voor het duister en de ongekende natuur. Als we het over heksen hebben dan hebben we het over vrouwen. De haat tegenover vrouwen zorgde ervoor dat er vanaf het begin zo werd beredeneerd. Citaat uit de Heksenhamer “Alle hekserij komt voort uit de vleselijke begeerte, die bij vrouwen onverzadigbaar is, (…) zodat het geen wonder is dat er meer vrouwen behekst zijn dan mannen. (…) en gezegend zijn de allerhoogste die tot op heden het mannelijke geslacht heeft behoed voor deze laagheid.” (1487). Vooral de Christelijke wereld was van mening dat alleen de vrouw in staat waren een verbond aan te gaan met de duivel. Alleen de vrouw zou tot zo’n zonde in staat zijn. Door het verbond ontleenden ze bovennatuurlijke krachten van de duivel waardoor ze konden vliegen op bezems en bokken. Ze zouden hierdoor ook de toekomst kunnen voorspellen en ziekten kunnen veroorzaken. De heks die vaak niet meer was dan zoals we dat nu noemen, de dorpsgek, of een dorpsvrouw met verstand van kruiden kreeg al snel de schuld van een mislukte oogst of de dood van een kind. De kruidenvrouwtjes waren de zondebok en zonder pardon werden ze veroordeeld. Pas tijdens de Renaissance werden heksen terechtgesteld. Dit was toen nog vrij onschuldig. Het bleef bij een boete of een verbanning uit het dorp. Vanaf 1500 kwam hier een verandering in en werden de vrouwen veroordeeld tot de brandstapel of de strop. Ze werden vanaf toen beschouwd als duivelaanbidders en niet meer als de heidense kruidenvrouwtjes, zoals tijdens de voorafgaande Middeleeuwen. Een belangrijke rol in deze vervolging speelde het boek Malleus maleficarum oftewel De Heksenhamer. Dit boek werd geschreven in het Duitse rijk in 1486 door de monniken Heinrich Kramer en Jacob Sprenger. In dit boek stond hoe je de goddeloze vrouwen kon herkenen, hoe ze te ondervragen en te martelen om tot een bekentenis te komen. Van de 16de tot de 18de eeuw vindt er een explosieve groei plaats in heksenprocessen. Na de beschuldiging werden er marteling proeven met water of vuur gedaan zodat ze konden nagaan of het echt ging om een heks. Meestal overleefde de vrouw dit zogenaamde Gods oordeel niet. Het maakte eigenlijk niet uit of je een bekende bent of niet, want als onbekende zou je geholpen zijn door de duivel om de pijnbank te doorstaan. Je werd dan alsnog schuldig bevonden. Tijdens bekentenissen werden door de vrouwen ook vaak namen genoemd van anderen. Hierdoor ontstond er een sneeuwbal effect.

Binnen het volksgeloof hadden heksen 3 gaven. Ze zouden (1) magische krachten hebben, (2) de mogelijkheid hebben zich in een ander levend wezen te veranderen en (3) ze zouden de mogelijkheid hebben zich snel te verplaatsen. Het laatste zou gebeuren met de bezemsteel of vliegend op een bok. De bezemsteel die een verwijzing is naar de fallus zou je na verluid alleen kunnen bestijgen met een laag lichaamsgewicht. Vanuit deze theorie ontstond de weegproef die vaak publiekelijk werd uitgevoerd in de stadswaag. Er werd nagegaan of het gewicht paste bij de lichaamsomvang van de vrouw. Was het gewicht te laag dan was het een heks. Vele onschuldige vrouwen vonden hierdoor in de late Middeleeuwen en ook nog daarna de dood. Vooral arme en oude vrouwen werden het slachtoffer van beschuldigingen. Daarnaast betrof het meestal de lelijke vrouwen die terecht kwamen op de brandstapel. Ze werden beschuldigd van hekserij omdat ze lelijk waren. Er werd destijds gedacht dat deze lelijke vrouwen tijdens heksen sabbatten zich konden transformeren tot mooie verleidelijke vrouwen. Echter zouden hun trekken de innerlijke lelijkheid verraden.

De heks was de belichaming van alles wat mannen angst aanjoeg in een vrouw. Ze werden vaak beschreven als vrouwen die zich naakt, onbeschaamd vertonen en zich zouden overgeven aan wilde dansen en seksuele uitspattingen. Ze vlogen naar heksensabbatten en bedreven daar ontucht met elkaar en de duivel. De duivel was een gedaante van de bok wat symbool staat voor de zinnelijke begeerte. Hans Baldung Grien maakte rond 1510 diverse werken waarop naakte heksen door de lucht vliegen of ontucht aan het plegen zijn. Zie het beeld hieronder.

Op afbeeldingen van heksen zie je vaak man onvriendelijke handelingen terug. Zo zie je in het werk van
Jacob Cornelisz van Oostsanen uit 1526 dat de heks van Endor worstjes aan het grillen is. Een bekend fallussymbool wat op de barbecue de angst van mannen weergeeft ten aanzien van onafhankelijke en seksuele vrouwen. Later meer over de heks van Endor. In de tijd dat Van Oostsanen dit werk maakte waren ze in Noordwest-Europa bezig met vervolgingen van vrouwen die beschuldigd waren van hekserij. Kort na het ontstaan van zijn werk was er in 1528 voor zover bekend de eerste dodelijke afloop bij een vervolging. Van Oostsanen was niet de enige kunstenaar die zich interesseerde in het onderwerp hekserij. Zo waren er veel Duitse kunstenaar uit dezelfde tijd zoals de al genoemde Baldung Grien. Maar ook Dürer, Altdorfer en Cranach lieten zich inspireren door de verhalen. Het waren kunstenaar uit de Renaissance. Tussen de 15de en 18de eeuw zijn er veel werken gemaakt met het thema heks als onderwerp. De werken waren vaak gebaseerd op Saul, het uiterlijk van de heks en de sabbatten. Echter waren er ook kunstenaars zoals Hans Ueli die de martelingen, ondervragingen en de straffen uitbeelden in hun werk. Er zijn ook veel prenten ter ondersteuning van teksten en strooibiljetten te vinden. Voor voorbeelden van diverse werken zie de beeldbijlage. In de later periode hebben zowel Fransisco Goya en John William Waterhouse zich in veelvoud door het onderwerp heks laten inspireren.

De uiterlijke en innerlijke kenmerken van de heks worden uitgebreid beschreven in de literatuur. Enkele omschrijvingen rond de Middeleeuwen waren dat ze zwarte gewaden aan hadden of naakt waren. Ze waren schrikwekkend om te zien of getransformeerd tot een verleidelijke vrouw. Ze waren bleek, vaal, mager, hadden diepliggende donkere ogen (hologig) en ze hadden losse haren. Daarnaast krijste ze luid, waren ze koppig, halsstarrig, zwijgzaam en afwezig. Uit hun ogen sprak het zwarte gal en de somberheid.

We groeien als het waren tot aan de dag van vandaag ermee op door de vele prachtige verhalen en sprookjes. Voor de ene schrijver waren het enkel bijgelovige vrouwtjes maar andere schrijvers waren heilig overtuigd van het bestaan van heksen. Pas in de 18de eeuw vond er een verandering in de literatuur plaats. Er was spraken van een ontmythologisering. Uit de verhalen van de klassieke oudheid was Madea de meest gevreesde heks. Hier kom ik later op terug. De heksen voorkomend in de Europese sprookjes hebben meestal geen naam. Behalve als het goede heksen zijn zoals mevrouw Holle. Je hebt dus ook vormen van goede magie. Magie die niet als doeleinde kwaadaardigheid heeft. De goede magie wordt ook wel de witte magie genoemd en de kwade de zwarte magie. Dit zou voort komen uit de opvatting dat magie antichristelijk is en dus uit het duister voortkomt. Tegenwoordig wordt hekserij op een heel andere manier bekeken en beoordeeld. Er is een eigen religie rondom ontstaan die Wicca heet. Wicca gebaseerd op de
natuur en op het goddelijke in alles.

De heks van Endor
Saul raadpleegde het beroemde medium de heks van Endor. Hij voelde zich op een kritiek moment in de steek gelaten door God. Hij wilde raad aan de vooravond van zijn strijd tegen de Filistijnen. Saul wilde persé dat de heks de geest van de overleden Profeet Samuel zou oproepen zodat hij de strijd zou kunnen leiden. Samuel was de vroegere adviseur van Saul. De geest van Samuel vertelde hem dat hij de strijd zou gaan verliezen en samen met zijn zonen gedood zou worden omdat hij zich zou hebben afgekeerd van God. Dit gebeurde ook. De drie zonen van Saul komen te overlijden en Saul zelf stort zich in zijn zwaard. In de Middeleeuwen werden er veel banderols afgebeeld op kunstwerken. Dit is een langwerpige band met een Latijnse opschrift. Op de banderol stond de naam van de afgebeelde persoon of een tekst. Dit lichte het verhaal van de kunstenaar toe. Jacob Cornelisz. van Oostsanen deed dit ook in zijn werk Saul bij de Heks van Endor uit 1526. Een deel van de test luide als volgt: “ Toen zei Saul tot zijn dienaren: Zoekt mij een vrouw die geesten van doden kan bezweren; dan wil ik naar haar toe gaan en haar raadplegen. Zijn dienaren antwoordden hem: Zie, er is een vrouw die geesten van doden kan bezweren, in Endor. Toen vermomde Saul zich, hij trok andere klederen aan en ging met twee mannen op weg. (...) Daarop vroeg de vrouw: Wie moet ik u laten opkomen? En hij antwoordde: Laat mij Samuel opkomen ...” Jacob Cornelisz van Oostsanen (ca. 1470-ca. 1533) kreeg voornamelijk opdrachten voor religieuze schilderingen op panelen en kerkgewelven, maar hij schilderde ook de wereldlijke onderwerpen. Naast schilder was hij ook bekend als houtsnijder. Hij maakte een soort van stripverhaal van het Bijbelse verhaal. Hij beeldde het bijbelverhaal af in vijf episodes. Links bezoekt Saul de heks. Op de voorgrond bezweert zij de geest van Samuel, die achter de ruïne uit zijn graf klimt. Achter hem strijdt het leger van Saul tegen de Filistijnen en vlak daarvoor werpt Saul zich op zijn zwaard. Een sater (demon, voorgesteld als een kleine man met staart en bokkenpoten, geil en plaagziek van aard) houd het toverboek Stapelrecht vast. Dit boek was in de 16de eeuw erg populair en bevat de omschrijving om geesten aan te roepen. Dit was een verderfelijke bezigheid die enkel dor de vrouw uitgevoerd kon worden. Er is wierook en er branden kaarsen van menselijk vet. Linksonder houdt een monster een spiegel vast. Via de spiegel kun je de schim van Samuel zien die uit zijn graf klimt. De heks zit op een uilentroon binnen de magische cirkel en voert toverkunsten uit. De uilen die de waarzegster vergezellen zijn in deze tijd het symbool van domheid. De uil staat ook symbool voor verlokking en misleiding. De uil is lichtschuwend en houdt van de duisternis. Zo wordt de uil een metafoor voor alles wat het licht niet mag zien zoals zonde en duistere praktijken. De hekserij werd destijds als een domme activiteit gezien. Recht van het werk zie je vrouwen en bokken proeven van het brouwsel terwijl de duivel op een lier speelt. In het midden onder de boog is de voorspelling van de profeet te zien en stort Saul zich in zijn zwaard. Dit terwijl er heksen en duivels door de lucht vliegen.

Geen opmerkingen: